Als ik uit het raam van mijn werkkamer kijk dan zie ik deze boom. Hij (zij?) is nog jong, maar ogenschijnlijk goed geworteld in deze door mensen ingerichte polder. Nu nog naakt kijk ik door de takken naar de slaapkamers van de kinderen van de overburen. Met een paar maanden mag zij (hij?) weer bladeren laten groeien.
Als ik zoek naar het volgende woord kijk ik over mijn beeldscherm naar de top die altijd wel wat wiebelt. We zien elkaar nu iets minder dan een jaar dagelijks. Toch duurt het nog wel enige seizoenen voor we elkaar echt kennen. Beide groeien we langere wortels in deze polder. Met een jaar of tien voorsprong hoop ik dat ik uit zijn (haar?) ervaring mag putten.